Het Canada avontuur

Hordelopend van start

“Is alle bagage op band één al gelost?”, vraag ik aan de goedlachse meneer bij de bagage service. “Ja, mevrouw en uw koffer ligt er niet op?”, is zijn antwoord. “Nee”, zeg ik een beetje beteuterd. Na het scannen van mijn kaartje blijkt mijn koffer nog in Toronto te zijn terwijl, manlief en ik in Calgary staan. Deze vriendelijke meneer tovert gelijk een digitaal formulier tevoorschijn en begint deze routinematig in te vullen, dat heeft hij vandaag vast en zeker vele malen gedaan.

Bij het autoverhuurbedrijf op het vliegveld staat een ietwat minder vriendelijke meneer achter de balie die ons liever geen auto meegeeft, nadat wij op al zijn aanbevelingen nee hebben gezegd. Wij willen alleen dat wat we gereserveerd hebben, niks meer en niks minder! De zuurpruim verwijst ons mokkend naar ‘onze auto’ voor de komende drie weken.

Alle hobbels zijn genomen, vanaf nu kan het alleen nog maar beter gaan. We worden achttien hoog wakker met een rood, roze zonsopkomst boven down town Calgary.

Ik spring uit bed. Vandaag lekker naar buiten met de benenwagen de groene parken en de oevers van de Bow River verkennen. Slenteren over de Barclay Parade en Stephen Avenue Walk om daar de eerste souvenirs te scoren. In de middag zoeken we het hogerop en bekijken we de stad en zijn omgeving vanuit de 191 meter hoge Calgary Tower.

Mét koffer reizen we na twee dagen verder over de Trans Canada Highway richting Banff. Wat een ruimte!

Onderweg stoppen we bij Hoodoos om de erosiekolommen tussen de dennenbomen te bewonderen en waar de Bow river verder kronkelt naar Banff. Aan de horizon zie jer het karakteristieke Fairmont Banff Springs verrijzen. Opgetogen rijden we verder naar Lake Louise. Daar aangekomen worden we over het volle parkeerterrein doorverwezen naar de uitgang. Jammer, want ook de afslag naar Moraine Lake was afgesloten. Op de terugweg worden we toch doorgelaten bij de ingang naar het glinsterende, azuurblauwe Moraine Lake. We hebben geluk blijkt achteraf wanneer we met locals praten. De tactiek is rondjes blijven rijden tot er weer een paar auto’s worden toegelaten. Ah, zo werkt het dus. Het zijn natuurlijk ook enorme toeristische trekpleisters deze blauwe gletsjermeren aan de voet van de imposante Rocky Mountains.

Flexibiliteit en improvisatie

We blijven nog even in Banff National Park waar we ’s ochtends vroeg een trail willen lopen in Johnston Canyon. Een kloof met watervallen en een verborgen grot. Onderweg er naartoe hebben we een onze eerste ontmoeting met de Canadese wildlife. Een Wapiti met jong staat in de berm te grazen. Nou ja, eerste ontmoeting? Als je de vliegensvlugge, gestreepte en guitige grondeekhoorntjes bij de meren niet meerekent.

In de kloof komen we jammer genoeg niet verder dan de waterval Lower Falls. Het pad is afgesloten wegens bosbrandgevaar.

We besluiten dan maar weer een poging te wagen bij Lake Louise. Helaas worden we op het parkeerterrein weer terug gedirigeerd. We geven niet op en rijden hoopvol naar de shuttlebussen net buiten Louise. “Of we gereserveerd hebben?”, vraag de jonge dame in het kaartverkoophokje. “Uhm nee”, “Helaas alle ritten zitten voor vandaag al vol”, zegt ze vriendelijk. Ik kijk op de klok en zie tot mijn verbazing dat het nog maar 10.00 uur is. Nu al vol? Plan C dan maar? Deze moeten we nog wel even ter plekke bedenken.

Crowfoot Glacier en Bow lake wordt het plan. Deze natuurschoonheden liggen langs de Icefields Parkway.

Genietend van een hapje en een drankje aan de oevers bij het gletsjermeer Bow Lake, moet ik uiteraard even de temperatuur van het water checken. Schoenen uit en hup met een bevroren lach op mijn toet loop ik tot aan mijn knieën het frisse, blauwe smeltwater in.

Driemaal is scheepsrecht

Poging drie en tevens laatste kans om Lake Louise te bewonderen. We hebben bedacht om dan maar vroeg in de ochtend te gaan en zo rijden we om zeven uur naar dit felbegeerde meer dat wordt ingesloten door majestueuze bergen. Samen met ons vele anderen die hetzelfde idee hebben. We parkeren de auto in één van de laatste vrije plekjes op het parkeerterrein. Als een blij ei loop ik met mijn camera rond het meer, toch moet ik eerlijk bekennen dat ik Moraine Lake mooier vind.

De reis gaat verder richting Jasper over de Icefields Parkway. Indrukwekkende Rocky Mountains, geurende dennenbomen, azuurblauwe meren, glinsterende, witte gletsjers is het landschap waar we door heen rijden. De afstand naar Jasper is niet ver, maar we nemen de hele dag de tijd om het vele natuurschoon langs deze route te bewonderen. Mistaya Canyon is één van deze pareltjes van Moeder Natuur.

Na een kleine wandeling komen we bij een kolkende rivier die met veel geweld tussen kolossale rotsformaties door stroomt.

Columbia Icefields met vijf gletsjers op een rij waarvan sommige sneeuwdiktes wel 500 meter zijn is indrukwekkend om te zien. Je kunt helaas ook zien dat deze gletsjers vroeger vele malen groter waren.

De skywalk is een glazen hangbrug meters hoog boven de Athabasca River. Ik zet mijn eerste stappen op deze brug en pak gelijk de leuning vast. “Helpt niet hoor”, roept mijn lieftallige echtgenoot lachend. Ja grapjes, weet ik ook wel meesmuil ik, maar het is het idee.

Gevoelsmatig druist het tegen alles in en vind ik het best spannend. Verstandelijk weet ik dat het veilig is. Deze dappere dodo heeft het toch maar gedaan, afvinken op de bucketlist en doorrrr. Misschien ook weer een beetje overdreven? Onderweg halen we koffie bij een Mountain Lodge met in de achtertuin de imposante, grijze Rockies. Dan drinkt zo’n geurend bakje toch best lekker weg met dat uitzicht.

Gewapend met fotocamera, statief en filters loop ik naar de waterval Sunwapta Falls.

Mijn plan is om met lange sluitertijden aan de slag te gaan. Niet het origineelste idee, vele fotografen gingen mij voor, maar ik wil op zoek naar een andere compositie. Dat is redelijk gelukt! Minder goed gelukt, is al die mensen uit beeld te laten.

Ook hier uiteraard een bekende drukke toeristische bezienswaardigheid. Maar wel de moeite waard. Bij de Athabasca Falls laat ik mijn statief dan ook maar achterwege. Om te voorkomen dat ik ruzie krijg met andere bezoekers. Niet alles door je camera bekijken, maar ook met je ogen genieten van je omgeving. En heel belangrijk om de sfeer die deze natuur uitademt te voelen.

Moeder natuur is onvolspelbaar

Wat we ook voelen de dag erna zijn de regendruppels van de flinke buien waar we op worden getrakteerd. Die regenbuien gaan gepaard met dramatische wolkenluchten en dat levert weer mooie plaatjes op.

’s Avonds is de lucht geklaard en stap ik vol verwachting in het busje van de gids die ons hopelijk beren zal laten zien. De gids, een vrolijke, jonge, moderne padvinder vertelt passievol en met veel humor over de flora en fauna van Jasper National Park.

“Op dit moment nemen we veel berenactiviteit waar”, zegt hij en is dan ook hoopvol dat we een beer zullen zien, 85% kans is zijn schatting. Vol verwachting en met een grote grijns stoot ik mijn wederhelft aan. Ik vraag nog even naar de kansen op een ontmoeting met een eland. Die is aanzienlijk minder 25% schat hij in. Ja, misschien een dode, want er ligt een karkas aan de overkant van een meer. Waar overigens ook een nest van de familie zeearend is gehuisvest.

Zowel papa, mama, baby zeearend als het karkas hebben we niet gezien. Na drie en een half uur rijden en speuren hebben we nog steeds geen beer gespot, wel een aantal elanden. De tour is eigenlijk al lang afgelopen maar onze gids geeft nog niet op.

Het begint inmiddels al aardig te schemeren. Wanneer het dan toch echt te donker wordt, brengt hij ons terug naar de lodge. Geen beren maar wel elanden, dat is toch best gaaf.

We slapen op de begane grond met de ramen open, of dat nou zo verstandig is? Achteraf gezien waarschijnlijk niet. Blijkt dat afgelopen nacht er een beer achter de lodge op visite is geweest.

Maar ja, toen had ondergetekende de ogen dicht. De volgende ochtend hebben we een hele bijzondere ontmoeting met mevrouw eland. Echt waar, weer een eland. Sommige mensen vinden ze oerlelijk, ik vind ze leuk! Vanuit de auto laat ze zich rustig fotograferen.

Het is heerlijk vroeg, de rivieren en het meer Maligne Lake worden bedekt met een laagje nevel, wat sfeervolle foto’s oplevert. Hier en daar stap ik dan ook uit de auto om te gaan fotograferen.

Terwijl ik op zoek ben naar de juiste compositie, scant manlief de omgeving op eventueel onverwachte bezoekers zoals een beer.

Wanneer deze muts aan het fotograferen is, vergeet ze alles en iedereen om haar heen. Handig dat er dan toch iemand om de beren denkt. Maar helaas ook nu geen beer, terwijl ik weer in de auto stap, mopper ik dat de beren waarschijnlijk atv hebben.

We kregen een tip om naar Maligne Canyon te gaan. Wandelend door deze kloof, welke overigens de diepste van Canada is, maakt mijn camera overuren. Dan is het tijd om de provincie Alberta te verlaten. We rijden niet alleen een andere staat, namelijk Brits-Columbia in maar ook een andere tijdszone.

We verruilen de Rockies voor een iets opener landschap en de bossen worden ook wat gevarieerder wat boomsoorten betreft. Je neus wordt geprikkeld door de houtgeur van menig bosbouwbedrijf in dit gebied. Je deelt de highway met de vele neus trucks en hun gigantische lange opleggers met enorme, dikke boomstammen.

We komen door kleine, karakteristieke en afgelegen dorpen waar je nog veel mee krijgt van de oorspronkelijke bewoners; de indianen.

We bezoeken het kleurrijke dorpje Hazelton met haar historische dorpskern. Bij Gitanyow bewonderen we originele en zeer oude totempalen. Wie van urbex fotografie houdt, kan hier zijn hart ophalen. Autowrakken, oude tractoren, vervallen landbouwmachines en nog veel meer schroot vind je bijna op elke kilometer langs highway sixteen.

Langs de Skeena River zien we in een oogwenk twee Amerikaanse zeearenden zitten. Ik stuiter heen en weer op mijn stoel. In een handomdraai keert manlief de auto om zodat ik een foto kan maken. Een klein stukje verderop zien we nog een paar in de boom zitten. Ik stap uit de auto en sta langs een verlaten weg te fotograferen terwijl manlief verder rijdt om de auto te kunnen keren zodat we weer de goede kant op rijden richting de kust.

Helemaal verlaten is de weg niet want een enorme pick-up truck met nog grotere aanhanger suist mij voorbij. Op dat moment vliegt ook de arend op uit de boom, snel schiet ik nog een aantal plaatjes. Mijn wederhelft komt gelukkig ook weer terug om mij op te halen.

Inclusief minicruise

Prince Rupert met dobberende bootjes, roodoranje, gele, blauwe en houten gebouwen in de haven is onze eindbestemming voor vandaag. Van hieruit gaan verder met de boot. Zeg maar gerust cruiseschip in miniformaat. ‘s Ochtends om 5.00 uur melden we ons bij de ferryterminal voor de Inside Passage. Nadat we de auto in onderdekken van het schip hebben geparkeerd gaan we op zoek naar onze hut met patrijspoort.

We varen zo’n zeventien uren tussen de metershoge, groene fjorden, kleine eilandjes, langs rode vuurtorens, stromende watervallen, een spookstadje en enkele vissersdorpjes.

’s Avonds worden we getrakteerd op een spectaculaire, oranjeroze lucht en een zon die langzaam achter de horizon zakt. Met als kers op de taart een aantal bultruggen die op dat moment aan ons voorbijzwemmen.

Vanaf het water is dit genieten XXL! Rond middernacht meren we aan in Port Hardy, Vancouver Island. Vanochtend improviseren met het ontbijt, maar dan heb je wel ontbijt op bed. Daarna gaan we rustig aan verder met onze reis.

Onderweg krijgt de auto een hoognodige wasbeurt terwijl manlief dit voor zijn rekening neemt, bel ik met het thuisfront. Even horen hoe het gaat en vertellen over al de geweldige dingen die we al hebben gezien en beleefd. Met een ‘mis jullie’ hang ik een beetje weemoedig op. In de buurt is een klein lokale pub waar we tussen de locals genieten van een broodje hamburger. Het vlees en brood produceren ze naar eigen zeggen zelf en dat proef je.

Het varen is ons blijkbaar goed bevallen want we gaan weer het water op. Ditmaal in een zodiac, we gaan op zoek naar walvissen. Onze kapitein, de één na leukste van het bedrijf, al zijn dat zijn eigen woorden, geeft een korte veiligheidsinstructie. Daarna mogen we ons in de rode, bloedhete pakken hijsen die aan ons worden uitgedeeld.

De zilte wind suist je om de oren en het water spat over de rand, maar ook hier is het weer genieten. We hoeven niet lang te wachten op de eerste ademwolk uit het spuitgat van een walvis gevolgd door een enorme staart. Het is een bultrug en er volgen nog meer familieleden bultrug.

Blijkbaar zijn er een aantal vrouwtjes in de buurt en wil een mannetje deze imponeren door uit het water omhoog te springen.

Nou meneer imponeert niet alleen de vrouwtjes maar ook iedereen in de zodiac, te horen aan de enthousiaste kreten die iedereen uitstoot.

Helemaal hyper door de adrenaline van dit imposante spektakel varen we uiteindelijk terug naar vaste wal. Onderweg stoppen we nog even bij een aantal puberale zeeleeuwen die op een enorme rode boei als een groep hangjeugd aan het stoeien zijn.

We worden op onze wenken bediend

“Het zou mooi zijn om hier nu een beer te zien die een zalm uit het water vist”, zeg ik tegen mijn eega. We staan bij de Quinsam River naar de vele springende zalmen te kijken. Een visser vertelt dat hij vanmorgen een zwarte beer heeft gezien bij de rivier, dus ze zijn er wel.

Dat ze er zijn blijkt ’s avonds wel wanneer we tijdens het wandelen een zwarte mama beer uit de dichte begroeiing langs de waterkant tevoorschijn zien komen. Even later gevolgd door twee kleine koters. Eindelijk, denk ik, mijn geduld wordt beloond. Met ingehouden adem en vol spanning bekijk ik samen met nog meer bewonderaars, wandelaars en fotografen, dit geweldige tafereel dat zich vlak voor onze neus afspeelt.

Op gepaste afstand en met respect voor familie beer heb ik ook hier weer mijn camera in de aanslag. Helaas zijn er een paar fotografen die minder respect voor haar hebben en het avondeten verstoren waardoor mama met haar twee kleintjes de veiligheid van het bos weer opzoekt. Jammer dat sommige mensen het leefgebied van wilde dieren niet respecteren en ook niet luisteren naar de locals.

Dwalen over de pier van Campell River, stranjutten op Miracle Beach, hier en daar cultuur snuiven we doen het allemaal, jeetje wat een reis! Soms moet ik mezelf even in mijn arm knijpen. Zo ook nu weer. Vandaag niet varen of rijden maar vliegen. We melden ons bij het vliegveld van Vancouver Island Air. Het oranje vliegtuig dobbert al op het water, we gaan niet in een Boeing 737, maar jawel in een klein watervliegtuigje.

Een hobbelige en lawaaierige vlucht van dertig minuten vliegt de piloot met manlief als copiloot ons naar de onbewoonde wereld die Knight Inlet heet. Het leefgebied van de Grizzly’s.

Hier brengen we de nacht door in een drijvende lodge. Maar voordat we gaan slapen gaan we uiteraard eerst onder begeleiding van professionals op zoek naar Grizzly’s.

En weer vallen we met de neus in de boter! De eersten die we tegen komen zijn een mama met twee jonkies. Wauw en later nog een aantal zwemmende, rennende en zelfs vissende knuffelberen.

Nou, laat dat knuffel maar achterwege. Ze hebben een hoog aaibaarheids gehalte, maar moet je die reuze klauwen en flinke tanden zien. Daar wil je niet mee in aanraking komen.

We worden heerlijk verzorgd in de lodge. Lekkere, gevarieerde maaltijden worden ons voorgeschoteld en met z’n allen aan lange tafels dineren en napraten over de belevenissen van de dag. Dit alles onder het genot van een drankje.

Door een dikke laag mist tussen de fjorden is het de volgende ochtend onmogelijk terug te vliegen en verblijven we een aantal uren langer in dit paradijsje. Uiteindelijk worden we weer netjes afgeleverd bij het vliegveld waar onze auto op ons staat te wachten om ons verder te brengen naar Ucluelet en Tofino. Deze twee plekken liggen aan de Stille Oceaan aan de westkant van Vancouver Island en gaan we van oost naar west.

Ruige, bruinzwarte rotsen waar enorme golven op stuk slaan en brede zandstranden sieren hier de kust, een walhalla voor surfers. Overal zie je surfshops, surfscholen die lessen aanbieden en niet te vergeten de lokale surfers met hun board hangend aan de fiets op weg naar de metershoge golven.

Langs de kustlijn vind je hier ook een uniek en oeroud regenwoud, Pacific Rim National Park. Voor ons geen surfles, wij maken een kleine wandeling over een houten planken pad, genaamd Rainforest Trail. Een makkelijk te lopen pad dat onder andere om grote Red Cedars, dennenbomen en varens heen kronkelt.

De zon is nog net niet boven de horizon wanneer we de westkant van het eiland verlaten en richting het zuiden gaan.

Een ree kijkt ons met haar bambi-ogen aan en steekt rustig de weg over. Ons laatste verblijf op Vancouver Island bevindt zich in de stad Victoria. Voordat we daar naartoe gaan brengen we eerst nog een bezoek aan Chemainus. Een klein houthakkersdorpje waar we door het hele dorp houten huizen met prachtige muurschilderingen over de geschiedenis van deze streek bewonderen.

Het is even wennen na weken alleen door natuur te zijn omringd nu in een levendige stad te lopen. Wel een stad met een mooi groot park waar brutale, grijze eekhoorns ons begroeten.

In het hart van de stad aan de haven staat het statige parlementsgebouw. ‘s Avonds worden de contouren ervan verlicht.

De volgende avond sta ik er helemaal klaar voor met mijn camera op statief om dit licht spektakel vast te leggen. Terwijl ik mijn twijfels uitspreek naar mijn man of de lichten wel zullen gaan branden omdat vandaag de koningin van Engeland is overleden komt op dat moment een beveiliger naar mij toe lopen om te melden dat in verband met het overlijden van Koningin Elisabeth de lichten uit blijven. Alleen de fontein zal in blauw licht worden gehuld.

Nog één keertje dan?

“Kijk daar hebben ze bij de laatste whale watching tour Orka’s gezien”, zeg ik wanneer we een reclamebord voorbijlopen op de kade van Fishermans Warf. “Zal wel een verkooppraatje zijn om zo mensen mee te krijgen”, zeg ik er nog snel achteraan. “We kunnen nog een keer gaan”, zegt manlief. “Meen je dat?” vraag ik verbaasd. En ja, ook wij zwichten voor het ‘verkooppraatje’ en gaan ’s middags nog een keer het water op.

Gewapend met camera speur ik het wateroppervlak af naar deze zwart-witte dolfijnen. Ze worden killer whales genoemd, maar het zijn uit de kluiten gewassen dolfijnen. Het blijkt geen verkooppraatje te zijn.

Vierhonderd meter naast de boot rijst uit het water een enorme zwarte rugvin omhoog, gevolgd door een tweede. Aan de andere kant van de boot nog een orka. Deze dieren zien in hun natuurlijke omgeving dat is overweldigend en prachtig. Aan het begin van deze reis had ik stiekem een wensenlijstje met daarop dieren die ik graag wilde zien, en ik heb ze allemaal kunnen afvinken, dat is toch de jackpot winnen!!

Eens komt er een einde aan dit geweldige avontuur

We gaan nog één keer het water op met een boot. Namelijk de ferry die ons terug brengt naar het Canadese vaste land. Vancouver is het eindpunt van onze reis. Een bruisende stad die 24 uur doorgaat. De laatste souvenirs worden gekocht in Gastown waar de beroemde Steam Clock staat te pronken.

In Chinatown slaat de schrik mij om het hart. Duizenden junkies en zwervers.

De naalden worden open en bloot in de armen gezet, de dealers stallen hun waar uit op tafeltjes, gebouwen dichtgespijkerd en vuile tentjes op elke vierkante meter van de straten. Wat eens een ware toeristen trekpleister was is nu volledig verwoest.

Hoe dit heeft kunnen gebeuren wordt ons snel duidelijk wanneer we een gesprek hierover hebben met een social worker. De pandemie heeft hier een grote rol in gespeeld. Zo jammer en dieptriest.

Met de watertaxi brengen we een bezoek aan Grandville Island met de vele kunstenaars en de Public Market. Dit deel laat ons weer een hele andere kant van Vancouver zien.

Mijn idee om fietsen te huren en Stanley Park te verkennen op een stalen ros blijkt iets minder goed te vallen bij manlief, al niet een groot fan van fietsen. Ik hoor hem achter mij mopperen over een fiets waar niks aan deugd. Wanneer we ook nog eens de verkeerde afslag hebben genomen is het snel gedaan met de pret.

Hoe kun je nou verkeerd fietsen wanneer je achter de meute aan fietst en alles éénrichtingsverkeer is. Nou, het kan dus!

Die meute ging niet naar Stanley Park blijkt nu. Snel leveren we de fietsen weer in. Een vriendelijke jongeman neemt mijn fiets aan en vraagt nog of we hebben genoten van het park. Ja, zeggen we glashard met een uitgestreken gezicht. Even later rijden we met de auto de parkeergarage van het hotel uit en parkeren we die op een van de vele parkeerterreinen van Stanley Park om zo lopend de Lion Bridge, Nine o’clock gun, Totempalen, Vuurtoren, de Hollow Tree, de Siwash Rock en de skyline van Vancouver te aanschouwen.

Met volle SD-kaartjes en veel herinneringen rijker is het dan echt tijd om Canada te verlaten en terug te keren op Friese bodem. Een reis waar we nog lang verhalen over zullen vertellen en nagenieten van de vele foto’s.